Dat ik dan met Anna heb besloten om op reis te gaan. Dat ik Jochem heb moeten achterlaten, of uit het oog ben verloren. Dat ik niet weet of hij dood is. Dat Anna al dagen huilt, omdat ze honger heeft en moe is. Ik kan haar niets meer geven, ik heb niks. Ik heb niet eens schoenen aan mijn voeten, of een deken tegen kou. En ik loop en ik loop en ik loop en ik ben kapot. Dat ik ons laatste beetje geld heb uitgegeven om dit te kunnen doen. Dat het niet meer uitmaakt of ik deze reis overleef. Misschien ga ik wel dood, dan heeft Anna geen vader en geen moeder meer. Dat me dat niet eens meer echt kan schelen, omdat het scenario dat waarheid zou worden, als we waren gebleven, nog veel verschrikkelijker zou zijn. Ik hoop dat Anna ergens een plek vindt waar ze groot kan worden zonder angst. Dat we welkom zijn. Daarom moet ik dit doen, daarom moet ik lopen, daarom moet ik over water en over land.
Dat jullie dan ook tegen mij en Anna zouden zeggen dat we beter weer terug naar huis kunnen gaan. Dat we komen profiteren, dat er geen plek voor ons is. Dat we maar lekker moet verzuipen. En dat als ik dood ben – dat er weer lekker eentje minder is. Dat je ons niet in je buurt wil en niet in je wijk en daar petities voor opzet. Dat we vieze moordenaars en terroristen zijn, allemaal.
De grootste stroom vluchtelingen is op de been sinds WO2. Nederland zou één moeten zijn en mensen eten en onderdak moeten geven. Mijn hart bloed voor deze mensen en ik word misselijk van de teksten die sommige mensen plaatsen op Facebook.
Zo. Dat is eruit.